Ingrediënten voor 4 à 5 personen500 g spaghetti500 g kerstomaatjes4 el extravergine olijfolie25g suiker1 teentje knoflook10 takjes tijm1 tl gedroogde oregano zout en peper peper - Voor de pesto:100 g basilicum60 g Parmezaanse kaas40 g belegen Pecorino Gran Riserva 24 maanden50 g pijnboompitten1 teentje knoflook½ glas extravergine olijfolie1 tl grof zout
Was de tomaatjes onder stromend water, zonder het steeltje te verwijderen, giet ze zorgvuldig af, haal ‘het groen’ eraf en snijd ze doormidden. Schik ze, met de gesneden kant naar boven, in een ovenschaal, waarvan u de bodem heeft bedekt met ovenpapier. Breng ze op smaak met zout en peper. Pel de knoflook, ris de blaadjes van de takjes tijm en hak dit samen fijn, voeg ook de oregano toe. Verdeel dit haksel met een lepeltje over de tomaatjes. Sprenkel over elk tomaatje een snufje suiker en een scheutje olijfolie. Plaats de schaal in een op 140 °C voorverwarmde oven en laat ca. 2 uur bakken totdat de tomaatjes een beetje ‘gebraden’ zijn, maar niet droog (of verbrand!).
In de tussentijd bereidt u de pesto: doe de pijnboompitten in een vijzel en stamp ze (zo blijft hun aroma bewaard) totdat een homogeen mengsel is verkregen. Met een wiegemes, of met de blender, snijdt u het basilicum fijn, samen met de beide soorten kaas, de knoflook en het grove zout. Doe nu de fijngestampte pijnboompitten en het haksel met het basilicum in een schaal; voeg beetje bij de beetje de olijfolie toe en meng alles zorgvuldig tot een vrij dikke saus.
Kook de spaghetti beetgaar, giet af en voeg hem bij de pesto die u in een koekenpan op een heel laag pitje heeft verwarmd (de pesto mag niet koken). Voeg een eetlepel kookwater van de pasta toe en sauteer alles snel om de saus goed met de spaghetti te mengen. Dien de pasta onmiddellijk op, gegarneerd met de tomaatjes die u warm heeft gehouden.
(1) In de keuken gebruiken we het begrip confit om een bepaalde manier van koken aan te duiden: heel lang, op lage temperatuur, om verschillende soorten ingrediënten te karamelliseren (fruit, groente, maar ook vlees). Het woord komt van het Franse ‘confire’ (= conserveren), wat weer van het Latijn ‘conficere’ komt.