Ingrediënten voor ongeveer 8 personen:3 eieren op kamertemperatuur1 el anijslikeur (naar smaak, maar karakteristiek)3 el extravergine olijfolie300 g (ca.) meel250 g acaciahoning50 g kastanjehoning2 el + 50 g suiker2 citroenen100 g gepelde amandelen en 10 om te garneren een ruime hoeveelheid extravergine olijfolie om te frituren
Dit is een gebak uit midden Italië, typisch voor de periode van carnaval, waarin honing en olijfolie elkaar ontmoeten en zich vermengen. Zijn naam is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van "cicerchia" (= graserwt), een ’antieke’ peulvrucht die erg op de kikkererwt lijkt en waarvan de vorm doet denken aan de gefrituurde balletjes van het recept. We bieden het recept met genoegen aan: het is een ‘beetje’ calorierijk en enigszins bewerkelijk, maar kleurig en vrolijk, echt geschikt om het grijs van de winter te verdrijven!
Klop in een kom de eieren met de 2 eetlepels suiker. Voeg, wanneer het mengsel licht schuimig is, de 3 eetlepels olijfolie en de geraspte schil van 1 citroen toe. Voeg vervolgens, beetje bij beetje, meel toe voldoende om een zacht, maar niet plakkerig deeg te krijgen. Giet samen met het meel druppel voor druppel de anijslikeur (naar smaak) erbij, zodat die zich goed met de andere ingrediënten mengt. Kneed het verkregen deeg goed op een deegplank of op de keukentafel, geef er de vorm van een bal aan. Leg de deegbal opzij, bedekt met een schaal en laat hem 30 minuten rusten. Hierna haalt u er met de handen een stukje deeg af, kneedt dit goed op een met meel bestoven deegplank en vorm er rolletjes van met een doorsnee van ongeveer 1cm. Ga hier mee door tot al het deeg op is. Snijd de rolletjes in kleine stukjes (soort kleine gnocchi), rol deze op een met meel bestoven deegplank en maak er balletjes van (de "cicerchie"). Om de balletjes te ontdoen van het overtollige meel, legt u ze voorzichtig in een grote metalen zeef en schudt u met draaiende bewegingen totdat de balletjes ‘schoon’ zijn. Frituur de balletjes in een lage, wijde koekenpan in een ruime hoeveelheid goed hete olijfolie (probeer eerst met een klein stukje deeg: de olijfolie moet goed heet zijn … maar het moet niet verbranden). Frituur ze gelijkmatig, draai ze continue om (doe niet te veel balletjes in de koekenpan, anders zal de olijfolie te veel afkoelen).
Zodra de balletjes goudbruin zijn (men moet opletten en snel zijn) haalt u ze met een schuimspaan uit de olijfolie en laat u ze uitlekken op keukenpapier. Herhaal de handeling totdat alle balletjes zijn gefrituurd. Doe nu de twee soorten honing in een ruime pan met dikke bodem (de kastanjehoning, die donkerder is, zal aan het gebak een mooie amberkleur geven en zal de zoete smaak van de lichter gekleurde acaciahoning temperen) en strooi hierover 50g suiker, zonder te mengen. Zet de pan op matig vuur. Wacht tot honing en suiker beginnen te smelten en zich een beetje schuim op de bovenkant vormt. Roer dan het mengsel krachtig door met een houten lepel. Doe vervolgens de gefrituurde balletjes in de pan, samen met een ’lint’ van de citroenschil van de andere citroen. Voeg ook de gepelde en in tweeën gehakte amandelen toe. Zet het vuur een beetje hoger en meng alles heel voorzichtig met een houten lepel, schep hierbij de honing van de bodem van de pan en giet hem over de balletjes te gieten. Haal na enkele minuten de pan van het vuur en ga door met mengen totdat de balletjes als één ’stuk’ aan elkaar blijven plakken (haal de citroenschil eruit voordat de honing teveel stolt). Giet de "cicerchiata" nu op een goed met olie ingevet blad (hiervoor zou marmer ideaal zijn). U kunt alles ook, eenvoudigweg, rechtstreeks op een goed met olie ingevette ronde schaal gieten. Probeer nu aan het gebak de vorm van een kleine berg te geven met behulp van natgemaakte handen of met een halve citroen, als u van de wat zure smaak houdt, of met een halve sinaasappel.
Laat de "cicerchiata" enkele uren rusten, voordat u hem serveert, zodat de honing de tijd krijgt om te stollen tijdens het afkoelen. U kunt de bovenkant garneren met een tiental doormidden gesneden amandelen; sommigen houden ervan her en der over het gebak stukjes gemengd gekonfijt fruit (ongeveer 20 g) te ‘strooien’; bij de meest geraffineerde versie van de "cicerchiata" worden er suikerviooltjes gebruikt als versiering (te vinden in beter gesorteerde banketbakkerijen).